Mijn naam is Kip Nummer Een.

My name is Chicken Number One.

Ik woonde in Gretels moestuin.

I lived in Gretel's kitchen garden.

Ik moet je vertellen wat er met mijn vriend Kip Nummer Twee is gebeurd. Gretel werkte voor een rijke man.

I must tell you what happened to my friend Chicken Number Two. Gretel worked for a rich man.

De rijke man had een vriend die voor het diner zou komen.

The rich man had a friend coming for dinner.

Gretel kookte mijn vriend voor hun maaltijd.

Gretel cooked my friend for their meal.

Ze stopte hem in de oven.

She put him in the oven.

Hij rook heel lekker.

He smelled very good.

De rijke man ging wijn halen uit zijn kelder.

The rich man went to get wine from his cellar.

Hij deed er lang over.

He took a long time.

Grietje kreeg honger.

Gretel got hungry.

Ze dacht,

She thought,

"Ik zou de kip moeten proeven."

"I should taste the chicken."

"Maar een klein beetje."

"Just a little bit."

Ze at één vleugel op.

She ate one wing.

"Oh!"

"Oh!"

"Dit is zo lekker!"

"This is so good!"

zei ze.

she said.

Toen at ze de andere vleugel op.

Then she ate the other wing.

"Ik moet nog wat meer eten,"

"I must eat a little more,"

zei ze.

she said.

Ze at en at.

She ate and ate.

Al snel at ze mijn hele vriend op!

Soon, she ate all of my friend!

De rijke man kwam terug.

The rich man came back.

"Waar is mijn vriend?"

"Where is my friend?"

vroeg hij.

he asked.

"Is hij er al?"

"Is he here yet?"

"Nee,"

"No,"

zei Gretel.

said Gretel.

"Maar hij kwam eerder."

"But he came earlier."

Hij keek naar de kip.

"He looked at the chicken."

Toen rende hij ermee weg!

"Then he ran away with it!"

"Hij zei 'Dank je wel voor het gratis diner!' en ging weg!"

"He said 'Thank you for the free dinner!' and left!"

De rijke man werd zeer boos.

The rich man got very angry.

Hij rende naar buiten om zijn vriend te vinden.

He ran outside to find his friend.

Hij riep,

He shouted,

"Kom terug!"

"Come back!"

"Geef me mijn kip terug!"

"Give me my chicken!"

Zijn vriend liep het pad op.

His friend was walking up the path.

Hij hoorde het geschreeuw.

He heard the shouting.

Hij dacht dat de rijke man gek was.

He thought the rich man was crazy.

Dus hij rende weg!

So he ran away!

Grietje lachte en lachte.

Gretel laughed and laughed.

Ze kreeg een gratis diner.

She got a free dinner.

De rijke man verloor zijn vriend.

The rich man lost his friend.

En ik verloor ook mijn vriend.

And I lost my friend too.

Maar ik leerde iets belangrijks: Vertrouw nooit een hongerige kok!

But I learned something important: Never trust a hungry cook!