Robinson Crusoe
Robinson Crusoe
Een jonge man gaat op zeereis tegen de wens van zijn ouders in, maar zijn schip wordt overvallen door een vreselijke storm. Hij moet leren om helemaal alleen te overleven op een plek ver van huis.
Mijn naam is Coconut.
My name is Coconut.
Ik ben een boom op een klein eiland.
I am a tree on a small island.
Ik heb hier honderd jaar geleefd.
I have lived here for one hundred years.
Ik heb vele dingen gezien.
I have seen many things.
Op een dag kwam er een grote storm.
One day, a big storm came.
De wind was zeer krachtig.
The wind was very strong.
De regen was zwaar.
The rain was heavy.
Ik zag een schip te pletter slaan op de rotsen.
I watched a ship break on the rocks.
Slechts één man kwam naar mijn strand.
Only one man came to my beach.
Hij was nat en bang.
He was wet and scared.
De naam van de man was Robinson.
The man's name was Robinson.
Hij huilde vele dagen lang.
He cried for many days.
Hij liep rond op mijn eiland.
He walked around my island.
Hij sprak in zichzelf.
He talked to himself.
Soms sprak hij tegen mij, maar hij wist niet dat ik hem kon verstaan.
Sometimes he talked to me, but he did not know I could understand.
"Ik ben alleen,"
"I am alone,"
zei hij.
he said.
"Ik zal hier sterven."
"I will die here."
Maar Robinson was slim.
But Robinson was smart.
Hij maakte een huis van hout uit zijn gebroken schip.
He made a house with wood from his broken ship.
Hij maakte vuur.
He made fire.
Hij ving vis.
He caught fish.
Hij vond fruit aan mijn takken.
He found fruit on my branches.
Mijn kokosnoten hielpen hem leven.
My coconuts helped him live.
Robinson sloot vriendschap met dieren.
Robinson made friends with animals.
Een papegaai zat op mijn bladeren.
A parrot sat on my leaves.
De papegaai leerde zeggen
The parrot learned to say
"Hallo, Robinson!"
"Hello, Robinson!"
Een geitenfamilie woonde bij mijn wortels.
A goat family lived near my roots.
Robinson gaf hen namen.
Robinson gave them names.
De jaren gingen voorbij.
Years passed.
Robinsons haar werd lang.
Robinson's hair grew long.
Zijn kleren werden oud en gescheurd.
His clothes became old and torn.
Maar hij was niet meer verdrietig.
But he was not sad anymore.
Hij zong liedjes.
He sang songs.
Hij danste.
He danced.
Hij schilderde afbeeldingen op rotsen.
He painted pictures on rocks.
Op een ochtend zag ik in de verte een schip.
One morning, I saw a ship far away.
Robinson zag het ook.
Robinson saw it too.
Hij maakte een groot vuur.
He made a big fire.
Hij zwaaide met zijn armen.
He waved his arms.
Het schip kwam dichterbij.
The ship came closer.
"Ik kan nu naar huis gaan,"
"I can go home now,"
vertelde Robinson me.
Robinson told me.
"Maar ik zal deze plek missen."
"But I will miss this place."
Robinson vertrok met het schip.
Robinson left on the ship.
Ik was weer alleen.
I was alone again.
Maar soms, wanneer de wind door mijn bladeren waait, herinner ik me mijn vriend.
But sometimes, when the wind blows through my leaves, I remember my friend.
Ik hoop dat hij mij ook nog herinnert.
I hope he remembers me too.
Het eiland is nu stil.
The island is quiet now.
Ik wacht tot de volgende bezoeker mijn schaduw vindt.
I wait for the next visitor to find my shade.