Rip Van Winkle
Rip Van Winkle
Een luie man uit een klein bergdorpje gaat op een dag wandelen in het bos en ontmoet daar vreemde mensen. Wanneer hij thuiskomt, ontdekt hij dat alles in zijn leven volledig is veranderd.
Mijn naam is Whiskers.
My name is Whiskers.
Ik ben Rip's kat.
I am Rip's cat.
Ik zal je vertellen wat er werkelijk gebeurde.
I will tell you what really happened.
Mijn mens Rip was erg lui.
My human Rip was very lazy.
Hij werkte nooit.
He never worked.
Hij zat gewoon de hele dag onder bomen.
He just sat under trees all day.
Zijn vrouw was altijd boos.
His wife was always angry.
Ze schreeuwde elke ochtend tegen hem.
She shouted at him every morning.
Rip!
"Rip!"
"Maak het huis schoon!"
"Clean the house!"
"Repareer het hek!"
"Fix the fence!"
"Zoek een baan!"
"Get a job!"
Maar Rip liep gewoon weg met zijn oude geweer.
But Rip just walked away with his old gun.
Hij zei dat hij ging jagen.
He said he was going hunting.
Maar ik wist wel beter.
But I knew better.
Hij wilde gewoon slapen in het bos.
He just wanted to sleep in the forest.
Op een dag volgde ik hem.
One day, I followed him.
We liepen de berg op.
We walked up the mountain.
Rip vond een mooie plek onder een grote boom.
Rip found a nice spot under a big tree.
Hij legde zijn geweer neer en sloot zijn ogen.
He put down his gun and closed his eyes.
Toen hoorde ik vreemde muziek.
Then I heard strange music.
Het kwam van achter enkele rotsen.
It came from behind some rocks.
Ik zag kleine mannetjes met lange baarden.
I saw little men with long beards.
Ze speelden een spel met ballen.
They were playing a game with balls.
Ze hadden een grote fles toverdrank.
They had a big bottle of magic drink.
De kleine mannetjes zagen Rip.
The little men saw Rip.
Ze gaven hem de toverdrank.
They gave him the magic drink.
Rip dronk het helemaal op!
Rip drank it all!
Toen viel hij in slaap.
Then he fell asleep.
Ik probeerde hem wakker te maken.
I tried to wake him up.
Ik miauwde luid.
I meowed loudly.
Ik duwde zijn gezicht met mijn poten.
I pushed his face with my paws.
Niets werkte.
Nothing worked.
De magie was te sterk.
The magic was too strong.
Ik wachtte en wachtte.
I waited and waited.
Dagen gingen voorbij.
Days passed.
Weken gingen voorbij.
Weeks passed.
Jaren gingen voorbij!
Years passed!
Ik werd ouder.
I got older.
Mijn vacht werd grijs.
My fur turned gray.
Maar Rip bleef slapen.
But Rip kept sleeping.
Eindelijk, na twintig jaar, werd Rip wakker.
Finally, after twenty years, Rip woke up.
Zijn baard was lang en wit.
His beard was long and white.
Zijn kleren waren oud en gescheurd.
His clothes were old and torn.
We gingen terug naar de stad.
We went back to town.
Alles was anders.
Everything was different.
Nieuwe huizen.
New houses.
Nieuwe mensen.
New people.
Zelfs nieuwe vlaggen!
Even new flags!
Rips vrouw was verdwenen.
Rip's wife was gone.
Zijn kinderen waren volwassen geworden. De mensen vroegen,
His children were grown up. People asked,
"Wie ben je, oude man?"
"Who are you, old man?"
Rip was zeer verward.
Rip was very confused.
Maar ik kende de waarheid.
But I knew the truth.
De kleine mannetjes en hun toverdrank lieten hem twintig jaar slapen.
The little men and their magic drink made him sleep for twenty years.
Nu woont Rip bij zijn dochter.
Now Rip lives with his daughter.
Hij vertelt verhalen over de oude tijd.
He tells stories about the old days.
En ik?
And me?
Ik ben er nog steeds, wakend over mijn dwaze mens.
I am still here, watching over my silly human.
Het einde.
The end.