Alice zit in haar kamer.

Alice sits in her room.

Ze kijkt in haar spiegel.

She looks at her mirror.

De spiegel is groot en glanzend.

The mirror is big and shiny.

"Ik vraag me af wat er achter de spiegel is,"

"I wonder what is behind the mirror,"

denkt Alice.

Alice thinks.

Ze raakt de spiegel aan met haar vinger.

She touches the mirror with her finger.

Er gebeurt iets vreemds!

Something strange happens!

Haar vinger gaat door de spiegel als water.

Her finger goes through the mirror like water.

O, mijn hemel!

"Oh my!"

zegt Alice.

says Alice.

Ze stapt door de spiegel.

She steps through the mirror.

Alles is hier omgekeerd.

Everything is backwards here.

De klok loopt verkeerd om.

The clock goes the wrong way.

Woorden staan achterstevoren op borden.

Words are backwards on signs.

Mensen lopen ook achteruit.

People walk backwards too.

Alice ontmoet een rode koningin.

Alice meets a red queen.

De koningin is erg bazig.

The queen is very bossy.

"Je moet hier hard rennen om op dezelfde plaats te blijven,"

"You must run fast to stay in the same place here,"

zegt de koningin.

says the queen.

"Als je ergens anders naartoe wilt, moet je twee keer zo hard rennen!"

"If you want to go somewhere else, you must run twice as fast!"

Alice rent en rent.

Alice runs and runs.

Maar ze blijft op dezelfde plek.

But she stays in the same spot.

Deze plek heeft vreemde regels.

This place has funny rules.

Vervolgens ontmoet Alice twee dikke broers.

Next, Alice meets two fat brothers.

Ze vertellen haar een dwaas gedicht over een walrus en wat oesters.

They tell her a silly poem about a walrus and some oysters.

De walrus bedriegde de oesters en at ze allemaal op.

The walrus tricks the oysters and eats them all up.

"Dat is niet erg aardig,"

"That's not very nice,"

zegt Alice. Alice loopt naar een bos.

says Alice. Alice walks to a forest.

Ze ontmoet een witte ridder te paard.

She meets a white knight on a horse.

De ridder valt vele malen van zijn paard.

The knight falls off his horse many times.

Maar hij is erg aardig tegen Alice.

But he is very kind to Alice.

"Ik zal je helpen koningin te worden,"

"I will help you become a queen,"

zegt de ridder.

says the knight.

Alice loopt over een groot schaakbord.

Alice walks across a big chess board.

Ze is als een schaakstuk.

She is like a chess piece.

Ze beweegt van veld naar veld.

She moves from square to square.

Elk vierkant is anders.

Each square is different.

Eindelijk bereikt Alice het einde.

Finally, Alice reaches the end.

Ze zet een kroon op haar hoofd.

She puts a crown on her head.

Nu is zij een koningin!

Now she is a queen!

Maar de andere koninginnen zijn gemeen tegen haar.

But the other queens are mean to her.

Ze stellen haar moeilijke vragen.

They ask her hard questions.

Ze maken haar erg moe.

They make her very tired.

Alice wordt boos.

Alice gets angry.

Ze grijpt het tafelkleed en trekt er hard aan.

She grabs the tablecloth and pulls it hard.

Alle borden vallen naar beneden.

All the dishes fall down.

Alles breekt.

Everything breaks.

"Word wakker, Alice!"

"Wake up, Alice!"

zegt iemand.

someone says.

Alice opent haar ogen.

Alice opens her eyes.

Ze is terug in haar kamer.

She is back in her room.

De spiegel is weer normaal.

The mirror is normal again.

Het was allemaal een droom.

It was all a dream.

Maar Alice glimlacht.

But Alice smiles.

Het was een zeer interessante droom.

It was a very interesting dream.