Een vleermuis vloog door het bos.

A bat was flying in the forest.

Hij viel naar beneden en bezeerde zijn vleugel.

He fell down and hurt his wing.

Een wezel vond hem op de grond.

A weasel found him on the ground.

"Je bent een vogel!"

"You are a bird!"

zei de wezel.

said the weasel.

"Ik eet alle vogels."

"I eat all birds."

"Ik ga je nu opeten."

"I will eat you now."

"Nee, nee!"

"No, no!"

zei de vleermuis.

said the bat.

"Ik ben geen vogel."

"I am not a bird."

"Kijk naar mij."

"Look at me."

"Ik heb vacht zoals jij."

"I have fur like you."

"Ik heb geen veren."

"I have no feathers."

"Ik ben als een muis."

"I am like a mouse."

De wezel keek naar de vleermuis.

The weasel looked at the bat.

Je hebt gelijk.

"You are right."

"Je bent geen vogel."

"You are not a bird."

"Je kunt gaan."

"You can go."

De vleermuis vloog weg.

The bat flew away.

De volgende dag viel de vleermuis opnieuw naar beneden.

The next day, the bat fell down again.

Een andere wezel vond hem.

Another weasel found him.

"Jij bent een muis!"

"You are a mouse!"

zei de tweede wezel.

said the second weasel.

"Ik eet alle muizen."

"I eat all mice."

"Ik ga je nu opeten."

"I will eat you now."

"Nee, nee!"

"No, no!"

zei de vleermuis.

said the bat.

"Ik ben geen muis."

"I am not a mouse."

"Kijk naar mij."

"Look at me."

"Ik heb vleugels."

"I have wings."

"Ik kan vliegen als een vogel."

"I can fly like a bird."

"Ik ben geen muis."

"I am not a mouse."

De wezel keek naar de vleugels van de vleermuis.

The weasel looked at the bat's wings.

Je hebt gelijk.

"You are right."

"Je bent geen muis."

"You are not a mouse."

Je kunt gaan.

"You can go."

De vleermuis vloog weer weg.

The bat flew away again.

Hij was blij omdat hij kon veranderen wat hij was wanneer hij hulp nodig had.

He was happy because he could change what he was when he needed help.