De Herder en de Wolf
Een jonge jongen werkte als herder.
A young boy worked as a shepherd.
Hij hoedde schapen in de heuvels nabij zijn dorp.
He watched sheep in the hills near his village.
De jongen voelde zich verveeld.
The boy felt bored.
Hij wilde wat plezier.
He wanted some fun.
Dus hij riep,
So he shouted,
"Wolf!"
"Wolf!"
"Wolf!"
"Wolf!"
"Er komt een wolf aan!"
"A wolf is coming!"
De dorpelingen hoorden hem.
The villagers heard him.
Ze renden de heuvel op met stokken.
They ran up the hill with sticks.
Ze wilden de jongen helpen en de schapen redden.
They wanted to help the boy and save the sheep.
Maar er was geen wolf.
But there was no wolf.
De jongen lachte.
The boy laughed.
"Ik was alleen maar aan het spelen,"
"I was just playing,"
zei hij.
he said.
De dorpelingen waren boos.
The villagers were angry.
Zij keerden terug naar het dorp.
They went back to the village.
De volgende dag verveelde de jongen zich weer.
The next day, the boy felt bored again.
Hij riep,
He shouted,
"Wolf!"
"Wolf!"
"Wolf!"
"Wolf!"
"Help me!"
"Help me!"
Opnieuw renden de dorpelingen de heuvel op.
Again, the villagers ran up the hill.
Opnieuw was er geen wolf.
Again, there was no wolf.
De jongen was gewoon aan het spelen.
The boy was just playing.
De dorpelingen waren zeer boos.
The villagers were very angry.
Zij gingen naar huis.
They went home.
Op de derde dag kwam er een echte wolf.
On the third day, a real wolf came.
De wolf wilde de schapen opeten.
The wolf wanted to eat the sheep.
De jongen was bang.
The boy was scared.
Hij schreeuwde,
He shouted,
"Wolf!"
"Wolf!"
"Wolf!"
"Wolf!"
"Help me alsjeblieft!"
"Please help me!"
"Deze keer is het echt!"
"This time it's real!"
Maar de dorpelingen kwamen niet.
But the villagers did not come.
Ze dachten dat de jongen weer aan het spelen was.
They thought the boy was playing again.
De wolf at veel schapen.
The wolf ate many sheep.
De jongen huilde, maar niemand help hem.
The boy cried, but no one helped him.