Een boer woonde in een klein huis.

A farmer lived in a small house.

Hij was erg arm.

He was very poor.

Hij had één gans.

He had one goose.

Op een ochtend ging de boer naar zijn gans kijken.

One morning, the farmer went to see his goose.

Hij vond een gouden ei!

He found a golden egg!

Het ei was gemaakt van echt goud.

The egg was made of real gold.

De boer was zeer gelukkig.

The farmer was very happy.

Hij verkocht het gouden ei en kreeg veel geld.

He sold the golden egg and got a lot of money.

De volgende dag legde de gans weer een gouden ei.

The next day, the goose laid another golden egg.

De boer verkocht ook dit ei.

The farmer sold this egg too.

Elke dag gaf de gans hem een gouden ei.

Every day, the goose gave him one golden egg.

De boer werd rijk.

The farmer became rich.

Maar de boer wilde meer goud.

But the farmer wanted more gold.

Hij wilde al het goud meteen hebben.

He wanted all the gold right now.

"Mijn gans moet veel goud van binnen hebben,"

"My goose must have lots of gold inside,"

dacht hij.

he thought.

"Ik zal de gans opensnijden en al het goud eruit halen."

"I will cut open the goose and take all the gold."

De boer doodde zijn gans.

The farmer killed his goose.

Hij sneed hem open om naar binnen te kijken.

He cut it open to look inside.

Maar er zat geen goud in de gans.

But there was no gold inside the goose.

De gans was van binnen net als elke andere gans.

The goose was just like any other goose inside.

Nu had de boer geen gans meer.

Now the farmer had no goose.

Hij had geen gouden eieren meer.

He had no more golden eggs.

Hij was verdrietig en vol spijt.

He was sad and sorry.

De boer leerde dat hebzucht hem alles deed verliezen.

The farmer learned that being greedy made him lose everything.