De Ezel die het Beeld Draagt
The Donkey Carrying the Image
Een ezel draagt een kostbaar standbeeld door de stad en merkt op dat mensen respectvol buigen als hij voorbijkomt. Hij begint zich heel trots en belangrijk te voelen, zonder te beseffen wat de echte reden is voor hun respect.
Een ezel droeg een standbeeld van een god op zijn rug.
A donkey was carrying a statue of a god on his back.
Het standbeeld was van goud gemaakt en was zeer mooi.
The statue was made of gold and was very beautiful.
De mensen op de weg zagen het standbeeld en bogen zich neer om te bidden.
People on the road saw the statue and bowed down to pray.
De ezel dacht dat de mensen voor hem bogen.
The donkey thought the people were bowing to him.
Hij voelde zich zeer trots en belangrijk.
He felt very proud and important.
"Kijk naar mij!"
"Look at me!"
dacht hij.
he thought.
"Iedereen houdt van mij."
"Everyone loves me."
"Ik ben zo bijzonder!"
"I am so special!"
De ezel begon langzaam te lopen.
The donkey started to walk slowly.
Hij wilde dat iedereen hem beter zou zien.
He wanted everyone to see him better.
Hij hield zijn hoofd hoog en voelde zich als een koning.
He held his head high and felt like a king.
Maar toen nam de eigenaar van de ezel het standbeeld van zijn rug.
But then the donkey's owner took the statue off his back.
De mensen stopten met buigen.
The people stopped bowing.
Ze liepen weg zonder naar de ezel te kijken.
They walked away without looking at the donkey.
De ezel was in de war.
The donkey was confused.
"Waarom stopten ze?"
"Why did they stop?"
vroeg hij zich af.
he wondered.
"Waar is iedereen naartoe gegaan?"
"Where did everyone go?"
Een oud paard zag wat er gebeurde.
An old horse saw what happened.
Het paard zei tegen de ezel,
The horse said to the donkey,
"Mijn vriend, de mensen bogen niet voor jou."
"My friend, the people were not bowing to you."
"Ze bogen voor het standbeeld dat je droeg."
"They were bowing to the statue you were carrying."
"Je hielp alleen maar om het te dragen."
"You were just helping to carry it."
De ezel voelde zich dwaas.
The donkey felt silly.
Hij leerde dat hij niet bijzonder was vanwege wat hij droeg.
He learned that he was not special because of what he was carrying.
De lof behoorde toe aan het standbeeld, niet aan hem.
The praise belonged to the statue, not to him.