Cover of The Aeneid

De Aeneis

L'Énéide

Na de val van Troje moet een moedige Trojaanse prins genaamd Aeneas zijn volk leiden op een gevaarlijke reis over de Middellandse Zee. Geleid door de goden zoekt hij naar een nieuwe thuisland waar zijn nakomelingen een groot rijk zullen bouwen.

Review
Compare with:

Mijn naam is Dido. Ik ben de Koningin van Carthago.

Mon nom est Didon. Je suis la Reine de Carthage.

Ik wil je vertellen over de man die mijn hart heeft gebroken.

Je veux vous parler de l'homme qui m'a brisé le cœur.

Op een dag kwamen er schepen naar mijn stad.

Un jour, des navires sont arrivés dans ma ville.

De schepen waren gebroken.

Les navires étaient brisés.

De mannen waren moe en hongerig.

Les hommes étaient fatigués et affamés.

Hun leider was lang en knap.

Leur chef était grand et beau.

Zijn naam was Aeneas.

Son nom était Énée.

"Help ons alstublieft,"

« Aidez-nous, je vous prie, »

zei hij.

dit-il.

"We hebben ons thuis verloren."

« Nous avons perdu notre maison. »

"Troje is verdwenen."

Troie n'est plus.

De Grieken verbrandden alles.

Les Grecs ont tout brûlé.

Ik had medelijden met hem.

J'eus pitié de lui.

Ik gaf hem eten en een plek om te slapen.

Je lui ai donné à manger et un endroit où dormir.

Ik luisterde naar zijn verhalen over de oorlog.

J'écoutais ses récits de guerre.

Hij vertelde me over het grote houten paard.

Il m'a parlé du grand cheval de bois.

Hij vertelde me hoe hij zijn oude vader op zijn rug droeg toen ze wegvluchtten.

Il m'a raconté comment il avait porté son vieux père sur son dos quand ils s'étaient enfuis.

Elke dag mocht ik hem meer.

Chaque jour, je l'aimais davantage.

Elke dag hield hij meer van mij.

Chaque jour, je lui plaisais davantage.

We wandelden in mijn tuinen.

Nous nous promenions dans mes jardins.

We aten samen het avondmaal.

Nous avons dîné ensemble.

We praatten tot de sterren tevoorschijn kwamen.

Nous avons parlé jusqu'à ce que les étoiles apparaissent.

"Blijf bij me,"

« Reste avec moi, »

zei ik.

dis-je.

"Wees mijn koning."

« Sois mon roi. »

"We kunnen hier gelukkig zijn."

"Nous pouvons être heureux ici."

Hij kuste me.

Il m'a embrassée.

"Ja,"

« Oui »

zei hij.

dit-il.

"Ik wil blijven."

« Je veux rester. »

Maar de goden hadden andere plannen.

Mais les dieux en avaient décidé autrement.

Zij zonden een boodschap naar Aeneas.

Ils envoyèrent un message à Énée.

"Je moet naar Italië gaan."

Il faut que tu ailles en Italie.

"Je moet een nieuwe stad bouwen."

« Tu dois construire une nouvelle ville. »

"Je volk heeft je nodig."

Votre peuple a besoin de vous.

Op een ochtend werd ik alleen wakker.

Un matin, je me suis réveillé seul.

Ik rende naar het raam.

Je courus à la fenêtre.

Zijn schepen voeren weg.

Ses navires s'éloignaient à la voile.

Hij nam geen afscheid.

Il ne dit pas au revoir.

Hij keek niet om.

Il ne se retourna pas.

Mijn hart brak in duizend stukken.

Mon cœur se brisa en mille morceaux.

Ik klom naar de top van mijn paleis.

Je montai au sommet de mon palais.

Ik keek toe hoe zijn schepen kleiner en kleiner werden.

J'ai regardé ses navires devenir de plus en plus petits.

"Ik hield van je!"

Je t'aimais !

Ik schreeuwde naar de zee.

J'ai crié à la mer.

"Ik heb je alles gegeven!"

« Je t'ai tout donné ! »

Maar hij was weg.

Mais il était parti.

Hij ging naar Italië.

Il était parti en Italie.

Hij bouwde zijn nieuwe stad.

Il bâtit sa nouvelle cité.

Ze noemen het nu Rome.

On l'appelle Rome maintenant.

En ik?

Et moi ?

Ik ben er nog steeds, herinner me nog steeds de man die wegzeilde.

Je suis toujours là, me souvenant encore de l'homme qui est parti en mer.