The Atlantis Union - part 1

De Atlantis Unie (Boek 1) - deel 1

×

Proloog - Atlantis 9560 BC

Atlantis 9560 BC Heris-Tessar, de vijfennegentigste regent van Atlantis, een directe afstammeling van Atlas, de eerste Hoge Koning van Atlantis die verwekt was door Poseidon en Cleito, staarde intens naar de priester die de komende demonstratie uitlegde.

“De constructie van de impulsgenerator is compleet. We wachten nog op uw instructie om met de laatste testfase te beginnen.”

“Heb je contact opgenomen met mijn zoon?” vroeg de koning. “Ja, Sire. We hebben vier uur geleden al even contact gehad.”

De koning dacht even aan zijn zoon en opvolger, die zich negentienhonderd kilometer verderop bevond, aan de Noord-Afrikaanse kust.

“Neem weer contact op met de kroonprins en meldt hem wat de status is. Dan mag je beginnen. Ik zal toezicht houden op de test vanaf mijn balkon.”

De koning schreed de controlekamer uit; al zijn twijfel was verdwenen nu hij de beslissing had genomen. Hoe dan ook, het project waaraan hij tien jaar geleden zijn goedkeuring had gegeven zou eindelijk uitgevoerd worden.

Gedurende de afgelopen vijfentwintig jaar hadden barbaarse piraten het lucratieve handelsverkeer van Atlantis op de Noord-Afrikaanse route naar Egypte verstoord.

Hoewel ze niet beter waren dan wilden waren ze ontelbaar, en ze hadden geleerd hoe de enorme schepen van Atlantis te overvallen wanneer die de Pijlers van Hercules tussen het Afrikaanse en het Europese continent passeerden.

Terwijl de bevolking van Atlantis zich ontfermde over de nog prille Egyptische beschaving leden ze voortdurend onder de aanvallen door de barbaarse piraten, waarbij ze zowel schepen als manschappen verloren.

De koning weigerde Egypte aan haar lot over te laten en bedacht een nieuw plan.

Er kon een tunnel van zestienhonderd kilometer gegraven worden, onder de bodem van de Atlantische Oceaan door, van Atlantis tot aan de Noord-Afrikaanse kust.

De ingangen van de tunnel zouden zwaar bewaakt worden, en vestingwerken op strategische punten langs de kust van Noord-Afrika en de Middellandse Zee zouden een veilige, droge route over land naar Egypte garanderen.

Nieuwe technologieën werden ontwikkeld die enorme impulsen van magnetische energie gebruikten om de bodem uit te graven en die simpelweg te verpulveren.

Impulsgenerators zouden zowel in Atlantis als aan de Afrikaanse kust gebouwd worden. De koning had het project goedgekeurd.

Twaalfduizend inwoners van Atlantis zouden de eerstvolgende tien jaar van hun leven in Noord-Afrika doorbrengen om daar aan het project te werken.

De kroonprins zou toezicht houden op de arbeiders in Afrika en de priesters begonnen met hun werk. Nu, bijna tien jaar later, was de generator klaar voor de testfase.

Heris-Palimar, kroonprins van Atlantis, gekleed in een schitterende wapenrusting van orichalcum, schudde zijn vinger heen en weer en lachte toen zijn zoontje van twee die probeerde vast te grijpen.

Orichalcum was een speciale rode metaallegering die uitsluitend op Atlantis voorkwam. De wapenrusting van de prins was doordrenkt met zijn levenskracht en nam een briljant rode gloed aan wanneer hij deze droeg.

Heris-Palimar trok zijn pantserhandschoen uit en rommelde het haar van zijn zoon door de war.

De jonge prins, Heris-Salada, was pas drie dagen geleden vanuit Atlantis naar Afrika gereisd en sinds die dag waren Heris-Palimar en zijn zoon onafscheidelijk geweest.

Heris-Palimar glimlachte breed. Om hem heen in de controlekamer, identiek aan die op Atlantis, heerste een sfeer van verwoede activiteit die normaal samenhangt met de laatste fase van een belangrijk project.

Aan de rechterkant van de controlekamer bevond zich een glad gepolijste steen die in een hoek van vijfenveertig graden schuin opliep. De steen was bezet met kleine kristallen, gerangschikt in concentrische achthoeken.

De kristallen begonnen te gloeien, eerst aarzelend, daarna sterker totdat ze in een ingewikkeld patroon aan en uit knipperden.

Een van de dienaren keek naar de steen en merkte de knipperende kristallen op. “Sire,” zei hij, “een bericht van Atlantis”.

De kroonprins gaf zijn zoon over aan zijn adjudant en begaf zich naar de steen.

Heris-Palimar bekeek de knipperende lichten gedurende een paar minuten terwijl hij de code in zijn hoofd ontcijferde. Met een brede glimlach op zijn gezicht sprak hij met luide stem de controlekamer toe.

“De hoge koning heeft bevel gegeven tot de eerste test. Alle niet-essentiële medewerkers dienen onmiddellijk de controlekamer te verlaten. Dienaren, naar de bedieningspanelen. De test begint over vijf minuten.”

De prins zag dat zijn adjudant zich naar de deur begaf. “Qatar!” zei hij, “Blijf hier. Ik zou mijn zoon graag bij me hebben tijdens deze belangrijke gebeurtenis.”

“Sire, alstublieft,” zei Qatar. “U bent de kroonprins van Atlantis en uw zoon is de troonsopvolger. Voor het geval er iets mis gaat...” Hij maakte zijn zin niet af.

“Niets zal er fout gaat, beste vriend,” zei de prins. “De hogepriester zelf heeft me verzekerd dat Poseidon goedgestemd is over onze onderneming.”

“Natuurlijk zegt de hogepriester dat, gezien zijn betrokkenheid bij dit plan.” Heris-Palimar trok zijn wenkbrauwen op.

“Verlaag je je nu tot godslastering, Qatar?” “Natuurlijk niet, mijn heer. Ik ben slechts begaan met de veiligheid van Atlantis en het Huis van Atlas.”

“Maak je geen zorgen,” zei de prins, “dit project zal slagen, niettegenstaande eventuele afvallige priesters.” Qatar zuchtte diep. “Ik hoop het echt,” zei hij, “ik wil gewoon graag naar huis. Ik mis Atlantis.”

“Net als ik, mijn oude en meest vertrouwde vriend,” zei de kroonprins, “ik verlang er naar om het Grote Kanaal binnen te varen en onze prachtige stad weer te zien.”

Proloog - De Stad

De prachtige stad Atlantis spreidde zich uit aan de voet van het Gar’arth Gebergte op het zuidelijke deel van het eiland.

Het ontwerp van de stad was cirkelvormig en in drieën verdeeld door enorme kanalen die zich rond elk stadsdeel bevonden.

Een vierde kanaal liep vanuit het centrale vestingwerk dwars door de drie overige kanalen heen en kwam uit op de oceaan. Dit kanaal was de enige toegangsweg naar de stad.

Een hek van houten palen stond rondom het buitenste stadsdeel. Elke paal had een doorsnede van bijna een meter en liep op drie meter hoogte uit in een scherpe punt.

Dit hek werd omringd door het derde kanaal, een vaarwater van anderhalve kilometer breed zonder bruggen of overgangen. Erbinnen lagen de akkers, weiden en wouden van Atlantis.

De afstand tussen de palenmuur en de oevers van het tweede kanaal was veertig kilometer. Het tweede kanaal was ook anderhalve kilometer breed en liep tot aan de stenen stadsmuur.

Deze muur van anderhalve meter dikte verrees uit een brede stenen fundering tot een hoogte van zes meter. Op elke honderd meter afstand was een wachttoren gebouwd.

Hierbinnen bevond zich het centrum van de stad Atlantis. Zowel woonwijken als commerciële en industriële gebieden vormden een levendig geheel.

Een uitgebreid netwerk van werven was aan de oever van het rechte kanaal aangelegd om de massale handelsschepen van Atlantis te kunnen ontvangen.

Drie- en viermasters lagen langs de kades waar ze hun exotische lading konden lossen die afkomstig was vanuit de hele wereld.

De landerijen vanaf de buitenste stenen muur tot aan de oevers van het eerste kanaal strekten zich uit over vijfenzestig kilometer. De Stad Atlantis had meer dan een miljoen inwoners.

Aan de verre oevers van het eerste kanaal, ook weer anderhalve kilometer breed, bevond zich een muur van puur orichalcum.

Ook deze muren hadden dezelfde afmetingen als de stenen stadsmuur en omringden het uitgestrekte paleis van de koning inclusief gastenverblijven, keukens en stallen.

Precies in het midden van het paleis, op het hoogste punt van de stad, stond de tempel van Poseidon, de oppergod van Atlantis.

Vanuit het midden van de tempel verrees een een dunne orichalcum torenspits met erboven op een bolvorming kristal met vele aanzichten.

Identieke kristallen waren op honderd meter afstand van elkaar op de orichalcum muur rond het paleis geplaatst. Deze kristallen vormden het focuspunt voor de energie van de impulsgenerator die diep onder het paleis lag.

Orichalcum werd ook gebruikt als energiebron voor de generator. Honderd kilo van dit edele metaal was met het Afrikaanse team meegestuurd om als brandstof te dienen voor de ontvangende generator.

Deze kleine hoeveelheid zou naar schatting genoeg zijn om de generator nog ongeveer tienduizend jaar lang aan te drijven.

De overige reserves aan orichalcum lagen op Atlantis, in onverwoestbare kelders waar alleen de koning toegang toe had. Meer dan driehonderd ton van dit geraffineerde metaal was nog op het eiland aanwezig.

Proloog - De Test

De koning beklom de trap naar zijn privébalkon. Hij stapte naar buiten, de stralende zon in, en tuurde in de richting van het enorme gebouwencomplex.

Heris-Tessar sloot zijn ogen en liet de warmte van de zon over zich heen komen. Met enige weerzin had hij verzocht dat Tarsal, de hogepriester, hem zou vergezellen tijdens deze eerste test.

Hoewel Heris-Tassar de man volkomen verachtte, moest hij toegeven dat Tarsal onmisbaar was geweest in het volbrengen van dit project en het waarschijnlijk wel verdiende om erbij te zijn.

De koning baadde in de warme Atlantische zon en genoot van dit kostbare moment van rust.

Tarsal beende door de voorzaal van de troonkamer en wachtte ongeduldig tot de bewakers de enorme orichalcum deuren zouden ontgrendelen.

De enige versiering in de hal was een kaart van papyrus die aan de oostelijke muur hing.

De bijzonder gedetailleerde kaart van het eiland liet de provincies, steden en dorpen zien die naar de tien zonen van Atlas genoemd waren.

Eindelijk wisten de bewakers de deuren open te wrikken en Tarsal schreed erdoor terwijl hij de bewakers een flinke uitbrander gaf voor hun onbekwaamheid. Tarsal liep de troonzaal binnen en stopte.

De enorme troon van orichalcum stond tussen twee gewelfde trappen die naar de privévertrekken van de koning leidden. Tarsal liep langzaam op de troon af en streek met zijn hand over een van de armleuningen.

Hij keek rond om er zeker van te zijn dat zich niemand anders in de zaal bevond, greep de armleuning, draaide zich om en ging op de troon zitten. Tarsal schrok van zijn eigen brutaliteit en hield afwachtend zijn adem in.

Wanneer een ware erfgenaam van Atlantis op de troon zat, zouden de speciale eigenschappen van het metaal hun aura uitstrekken en versterken tot een fysieke barrière.

De troon was zo ontworpen om twee redenen. De eerste was zodat de koning beschermd zou zijn wanneer hij audiënties gaf en de tweede zodat alleen een ware erfgenaam van Atlas de troon zou kunnen bestijgen.

Tarsal vermoedde al enige tijd dat hij een verre afstammeling van Atlas was maar had deze theorie nog nooit durven testen. Hij wachtte met ingehouden adem om te zien of er zich een barrière zou vormen en...er gebeurde niets.

Tarsal zuchtte diep, hees zichzelf van de troon af en liep moedeloos de rechtse trap op om zich bij de koning op het balkon te voegen.

De koning leunde tegen de railing van het balkon met zijn rug naar Tarsal toe. Tarsal keek met dreigende blik naar de koning en aarzelde voordat hij knielde. "Morgen, Sire.”

De koning negeerde hem. Heris-Tessar beschouwde alle priesters als parasieten, maar deze vooral.

De hoge priester stond op en voegde zich bij de koning aan de balkonreling toen Heris-Tessar op norse toon zei, “Wat ga ik eigenlijk zien, priester?”

Tarsal wees naar een segment van de orichalcum muur wat duidelijk te zien was. Hij sprak langzaam op verveelde toon, “Over een paar minuten zullen de kristallen bovenop de muur lichtroze oplichten.

Dunne gloeidraden van pure energie zullen uit elke kristal komen en samenkomen bij de grote kristal bovenop de orichalcum spits. Ze keken allebei omhoog waar de lange spits boven hen uit torende.

“Hoe meer het vermogen toeneemt, hoe meer de gloeidraden zullen oplichten van roze naar rood en hoe dikker de draden worden naar de spits.

Bij maximum capaciteit zal het lijken of de orichalcum spits ondersteund wordt door massieve rode strengen die vanuit de buitenmuur omhoog komen. Het zal behoorlijk spectaculair zijn.”

De koning staarde een paar seconden naar de spits. “Waarom stroomt de energie niet direct naar het metaal?” “Omdat dat catastrofale gevolgen zou hebben, Sire,” sprak de priester op minzame toon.

“We gebruiken de grote kristal om de energiestroom te reguleren. Deze is negatief gepolariseerd zodat de energie hierdoor wordt aangetrokken en door de spits naar beneden stroomt, de controlekamer in.

Als de energie direct naar het orichalcum werd geleid zouden we de stroomsterkte niet kunnen matigen. Zoals ik al zei, het resultaat zou catastrofaal zijn. Ha, de test gaat beginnen.”

Bovenop de orichalcum muur werden de kristallen langzaam zachtroze. Eén voor één wierpen de kristallen een smalle energiestroom naar de grootste kristal.

Een paar minuten later was het hele paleis in een spookachtig roze licht gehuld. De koning gromde. “Goed gedaan, priester,” zei hij, “je machine werkt. Dus...”

Plotseling gloeiden de roze energiestromen hoogrood op. De koning fronsde. “Waarom hebben ze het vermogen opgevoerd?” vroeg hij ongerust.

“Vergeef me, Majesteit, ik ben zo vrij geweest om bevel te geven tot een test op vol vermogen.” Het gezicht van de koning werd des duivels.

“Deze keer ben je buiten je boekje gegaan, priester. Maak onmiddellijk een einde aan deze test!”

“Met alle respect, Majesteit,” zei de priester, “ik dacht dat het goed zou zijn om de bevolking de ware macht van Poseidon te tonen die in uw handen rust.”

“Leugenaar. Je hebt het alleen gedaan ter verheerlijking van jezelf.

Je wilt dat de mensen bang zijn voor je zogenaamde macht zodat je ze kunt kaalplukken terwijl jij door kunt gaan met je verkwistende levensstijl. Ik beveel het einde van deze test.”

Tarsal wierp een vijandige blik op de koning. “Het is triest, Sire,” zei de priester, “dat een Hoge Koning van Atlantis zo’n slechte mening heeft over de vertegenwoordiger van Poseidon.”

“Je houdt jezelf voor de gek als je denkt dat je de vertegenwoordiger van Poseidon bent. Stop de test onmiddellijk.”

“Dat zou ik graag doen, uwe hoogheid,” zei de priester, “als dat tenminste mogelijk was. Maar zoals u kunt zien is het daar nu veel te laat voor.”

De koning keek omhoog en zag de gloeiend rode energiestromen sterker en sterker worden.

Proloog - Vol Vermogen

In de Afrikaanse controlekamer keek een van de dienaren op van zijn bedieningspaneel en zei, ”Sire, de test gaat beginnen.”

Heris-Palimar liep naar het bedieningspaneel van de assisent toe. Het paneel had eenzelfde ontwerp als het communicatiepaneel maar de tachtig kristallen in deze steen lagen in acht rechte rijen van tien.

De eerste twee kristallen in elke rij gloeiden roze op. Een derde kristal gloeide slechts in drie van de acht rijen. Qatar keek over de schouder van de prins en fronsde.

De kleine Heris-Salada zag de mooie lampjes en probeerde aan de greep van Qatar te ontsnappen. De prins draaide zich om en pakte zijn zoon aan, keek toen vragend naar zijn adjudant. “Je kijkt bezorgd.”

Qatar sprak tegen de dienaar. “Er zouden nu drie roze kristallen in elke rij moeten zijn. Waarom het verschil?” De dienaar haalde zijn schouders op.

“Het schijnt dat er zich ijzerhoudende grond onder de zeebodem bevindt tussen hier en Atlantis. De verhoogde weerstand van die ertslaag zou de oorzaak kunnen zijn van deze variatie.”

“Zie je wel, mijn vriend,” zei de prins, en gaf Qatar een vriendschappelijke klap op zijn rug. “Weerspannig ijzer, dat is alles. Ik zei je toch dat deze test een succ...”

De prins stopte met praten en keek naar het display. “Waarom zouden ze het vermogen opvoeren?”

Op het bedieningspaneel gloeiden nu in elke rij zeven kristallen, waarvan de eerste twee hoogrood. “Ik...ik weet het niet, mijn heer,” stamelde de dienaar.

“Misschien proberen ze te compenseren voor het ijzer.”Hij was nog niet uitgesproken of alle tien kristallen in elke rij waren fel verlicht, de eerste zes ervan rood.

De drie mannen staarden naar het bedieningspaneel voordat de prins zijn hoofd ophief in de richting van Atlantis. “Wat in de naam van Hades zijn ze aan het doen?”

De controlekamer op Atlantis was in rep en roer. De hoofddienaar die verantwoordelijk was voor het project ging tekeer tegen de aanwezige priester.

Achter de priester stonden vier gewapende bewakers, loyaal aan Tarsal.“Ik voer het vermogen niet verder op!” De dienaar beefde van woede. “De veiligheidsbeperkingen van de eerste test zijn al overschreden!”

“De Hogepriester heeft een test op vol vermogen bevolen, dus dat zal gebeuren.”

De controlekamer bevond zich driehonderd meter onder de tempel, precies even ver onder de grond als de Afrikaanse lokatie, en leek op de installatie die buiten opgezet was, alleen op een veel kleinere schaal.

Een grote bolvormige kristal was in het plafond van de kamer ingemetseld en direct verbonden met de voet van de orichalcum spits.

Een enorm achthoekig bedieningspaneel nam het grootste deel van de kamer in beslag, precies vijf meter onder deze grote kristal. Het bedieningspaneel was bezet met acht kleinere ontvangstkristallen op de hoeken.

Energie stroomde van de centrale kristal naar beneden, rechtstreeks naar elke ontvanger. De energie werd daarna de impulsgenerator ingeleid die onder het bedieningspaneel stond.

De impulsgenerator sloeg de energie vervolgens gedurende acht seconden op alvorens zich te ontladen in de rotsen op de oceaanbodem. Grote afvoerpijpen stootten uiteindelijk de gassen uit in zee.

De controlekamer zelf was een grote vierkante ruimte met in elke muur een deur.

Drie van deze deuren leidden naar de orichalcum reserves en waren verzegeld; de vierde kwam uit in de catacomben onder de tempel.

Deze deur werd momenteel geblokkeerd door een grotere groep van Tarsal’s gewapende mannen die waren verschenen nadat ze de commotie hadden gehoord.

De hoofddienaar keek nerveus naar de extra bewakers maar hield voet bij stuk. “De koning heeft een test op laag vermogen bevolen. De hogepriester kan de wens van de koning niet zomaar terzijde schuiven.”

“Weg bij dat bedieningspaneel,” gromde de priester, “of ik zal je met geweld laten verwijderen.” “U hebt hier niets te zeggen...” begon de dienaar. “Verwijder hem!”

Drie bewakers trokken hun zwaarden en stapten naar voren. Twee van hen grepen de man bij de armen en sleepten hem weg terwijl de derde hem een zwaard op de keel hield.

De overige dienaren in de controlekamer verlieten hun posten. De priester liep naar het bedieningspaneel en legde zijn hand op de controlehendel.

“De hogepriester heeft een test op vol vermogen bevolen. Daar zullen we dus aan voldoen!” Hij gooide de hendel volledig naar voren.

Proloog - De Ramp

Buiten op het balkon van de koning keken de twee mannen toe hoe de rode gloeidraden plotseling veranderden in bloedrode staven.

De grote kristal bovenop de orichalcum spits kon zo’n snelle energietoevoer niet aan en spatte onmiddellijk uiteen.

Zonder de afremming door de kristal nam de energiestroom plotseling toe.

De kristallen op de muur van orichalcum waren hier niet tegen bestand en versplinterden, waardoor de hele muur plotseling als energiegeleider diende.

De rode staven werden veranderden in een zee van vlammen, die het paleis en de tempel in een roodgloeiend licht hulde.

Een onvoorstelbare hoeveelheid energie gierde door de orichalcum spits naar beneden en dreunde de controlekamer binnen met de verwoestende kracht van een nucleaire ontploffing.

De controlekamer en alle inzittenden waren in een oogwenk in het niets verdwenen. De energiestroom vernietigde de impulsgenerator en boorde zich dwars door de aardkorst heen, het magma in.

Een aardbeving van ongekende proporties deed het hele eiland op zijn grondvesten schudden, waardoor de inwoners van het paleis door de hevige schokken tegen de grond geworpen werden.

De koning stond op van het balkon en schrok van wat hij zag. De priester lag vermorzeld onder een stuk gevallen metselwerk.

De koning keek daarna in de richting van de vernietigde tempel waar een enorme geiser van stoom, rook en lava opspoot uit het gat wat door de energiestroom in de bodem was geslagen.

“NEE!” De koning hief instinctief zijn handen op tegen de intense hittegolf die hem omvatte en ogenblikkelijk tot as verbrandde. In de straten van Atlantis brak chaos uit.

De bevolking verdrong zich in paniek op straat terwijl gebouwen vlam vatten en ineenstortten. Verwoestende kloven verscheurden de aarde, waarna het eiland nogmaals hevig schokte en in tweeën begon te splijten.

Een tweede aardbeving trof het eiland en opende een enorme scheur in de bodem van de Atlantische Oceaan. De bergketen van Gar’arth stortte in en begon weg te glijden in het steeds wijder wordende ravijn.

Enorme opzwellende stoomwolken rezen ten hemel toen de Atlantische Oceaan in de groeiende kloof wegstroomde en tot koken werd gebracht door de gesmolten lava.

Het gebied werd nogmaals getroffen door een kolossale aardbeving. Dit betekende het einde van het gefolterde eiland.

De kloof spleet uiteen en kronkelde zich van noord naar zuid totdat deze zich over de hele lengte van de Atlantische zeebodem uitstrekte.

De hele aarde schudde terwijl de oceaan in de gapende afgrond bleef stromen. De laatste overblijfselen van Atlantis gleden met donderend geraas onder de kokende golven.

Enorme wolken stoom en stof vervuilden de dampkring terwijl miljoenen zeedieren vernietigd werden in de kolkende oceaan.

Dichte zwarte donderwolken dreven samen en een ijzige regen viel neer op de dodelijk gewonde aarde.

De planeet schudde nogmaals en de kloof scheurde met hartverscheurend gekraak uiteen. De Aarde begon langzaam te sterven.

Proloog - Het Einde van Atlantis

Alle aanwezigen in de Afrikaanse controlekamer keken vol afgrijzen toe hoe alle tachtig kristallen bloedrood oplichtten en daarna zwart werden.

“Wat gebeurt hier in hemelsnaam!” zei de prins. “Een ramp!” riep Qatar. “Iedereen onmiddellijk naar buiten!”

De rode energiestromen die vanuit het achthoekig paneel naar de kristal in het plafond liepen lichtten plotseling fel op.

Heris-Palimar hield beschermend zijn handen voor de ogen van zijn zoon terwijl het verblindende licht net zo snel verdween als het was verschenen.

Terwijl hij probeerde de vlekken voor zijn ogen weg te knipperen, kreeg hij opeens een angstig gevoel over zijn familie op Atlantis.

“Ik moet contact opnemen met mijn vader!” De prins probeerde boven het tumult uit te komen terwijl hij zich tussen de vluchtende menigte naar het communicatiepaneel haastte.

Qatar greep hem vast en draaide de prins naar zich toe. De kleine Heris-Salada begon te huilen. “Sire, luister naar me!” smeekte Qatar terwijl de prins zijn zoon probeerde te troosten.

“De enige manier waarop dit heeft kunnen gebeuren is een synergetische vonkbrug. Als dat is gebeurd dan bestaat Atlantis niet meer.

De energie zou dan een gat door de aardkorst geslagen hebben. Het zou me niet verbazen als de hele planeet uiteen valt.”

De prins staarde hem aan, ontsteld dat dit een mogelijkheid zou zijn. “Hoe kunnen we dit bevestigen?”

“We zijn slechts negentienhonderd kilometer van Atlantis vandaan. Als het eiland is vernietigd zouden we binnen een paar minuten de schokgolven moeten voelen.”

Precies op dat moment schudde de controlekamer enigszins. Stof en rotsfragmenten vielen van het plafond naar beneden op het bedieningspaneel. Heris-Salada huilde nu nog harder.

De prins probeerde hem gerust te stellen toen hij zijn adviseur met een asgrauw gezicht aanstaarde. “Wat kunnen we doen, Qatar?”

“Ik weet het niet, mijn heer. Ik bedoel, hoe kun je voorkomen dat een planeet uiteen valt!”

“Het spijt me, mijn heer.” “NEE!!” riep de kroonprins van Atlantis terwijl hij met zijn vuist op het paneel sloeg.

“Mijn zoon mag niet sterven! Denk na, Qatar, denk na.” Hij gebaarde met zijn arm de controlekamer rond. “We hebben al deze geavanceerde apparatuur. Kunnen we dan helemaal niets doen?”

De kamer schudde weer. Beide mannen richtten zich op; toen snelde Qatar naar de deur. “Waar ga je heen?”

“De impulsgenerator, Sire. Hoewel deze uiterlijk iets anders ontworpen is, is deze net zo krachtig als die op Atlantis.

Als ik de polariteit omschakel, kan ik misschien de effecten van het ongeluk compenseren.” De prins liep achter hem aan. “Ik kom met je mee.”

“Nee!” Qatar huiverde bij de gedachte. “Na deze explosie is het daar niet langer veilig. De straling in dat vertrek is dodelijk.

Er zijn daarbuiten vijftienduizend mannen, vrouwen en kinderen die u nodig hebben. Neem uw zoon mee en ga hiervandaan. U bent nu de koning.”

“Ik ben de koning,” verklaarde Heris-Palimar ernstig. “Daarom is dit mijn verantwoordelijkheid.”

De nieuwe koning hield zijn zoon vast en bekeek hem liefhebbend aan. Hij kuste diens voorhoofd en omarmde hem stevig voor hem aan Qatar te geven.

“Neem mijn zoon mee, Qatar,” sprak Heris-Palimar, zijn ogen vol tranen. “Bescherm hem met je leven. We zijn misschien ons vaderland kwijt, maar mijn bevolking en hun nieuwe koning zullen overleven.”

“Sire...” Qatar’s stem klonk hees. “Ga!” beval de koning. “Maar voordat je gaat moet je zweren dat je niet zal rusten voordat je het kwaad wat we deze wereld hebben aangedaan zal goedmaken.

"Kniel voor me, Qatar.” Qatar zonk neer op één knie voor de koning, die beide handen op zijn hoofd legde.

Qatar voelde een koude rilling over zijn rug gaan en hij trilde toen de koning hem aanraakte. “Ik zweer het,” fluisterde hij hartstochtelijk.

De koning had tranen over zijn wangen lopen toen hij zijn zoon voor de laatste maal aankeek. “Ik geef je de bescherming van de Koningen van Atlantis, Qatar. Ik beveel je om mijn volk te redden.”

De koning keek Qatar diep in de ogen. “Ik beveel je om mijn zoon te redden!”

Brisbane, Australië 2003 AD

Qantas vlucht QF52 uit Singapore landde om half zeven ’s morgens op Brisbane International Airport, precies op schema.

De passagiers uit de economy klasse verlieten als laatsten het afgeladen toestel, en tegen de tijd dat William Baeder door de douane kwam waren er bijna twee uren verstreken.

Toen hij om de matglazen afscheiding heen was gelopen en zijn bagagekarretje door de glazen deuren duwde, keek Baeder rond naar de wachtende menigte die op het tapijt achter de stalen reling stond.

Verscheidene naambordjes in allerlei talen werden door de plaatselijke reisgroepen omhoog gehouden en een paar kinderen zaten geduldig op de onderste reling kennelijk op een geliefd familielid te wachten.

Baeder fronste enigszins toen hij zijn verloofde, Teri Mossman, nergens kon bespeuren. Teri en William waren al sinds hun tienerjaren een stel en al twaalf jaar samen.

Hun relatie begon scheuren te vertonen tijdens hun universiteitsjaren. Teri had geen enkele moeite met haar medicijnenstudie en studeerde cum laude af.

Na de universiteit kreeg ze meteen een baan aangeboden bij het Queensland Ministerie van Volksgezondheid en was al snel gepromoveerd tot kliniekmanager van de Eerste Hulpafdeling van het Royal Brisbane Hospital.

William daarentegen zakte voor de ene studie, wist zich net door een andere heen te slepen en had al een aantal baantjes gehad waarvan de langste slechts anderhalf jaar duurde.

Hoewel ze al een tijdje van elkaar vervreemd waren hadden ze op aandringen van de familie toch hun verloving aangekondigd.

De ouders van William waren overleden toen hij nog jong was en hij was opgevoed door zijn tante, die in Teri een goede partij zag. Teri’s moeder hield vol dat William de juiste man voor haar was.

William z’n buitenlandse reis was bedoeld om hen beide wat ruimte te geven in de hoop dat hun relatie na zijn terugkeer opnieuw aangewakkerd zou worden.

Het feit dat Teri niet op het vliegveld was beloofde niet veel goeds.

Aankomst

William duwde zijn bagagekarretje door de wachtende menigte en zag haar eindelijk. Ze stond achteraan in de hal vlak bij de roltrappen.

Teri liep langzaam naar hem toe, gaf hem een plichtmatig kusje op de wang en zei, “Welkom thuis.” “Bedankt.” “Hoe was je vlucht?” “Lang en saai,” zei hij, “en het eten was shit.”

“OK, wat wil je doen?” vroeg Teri. “Wil je iets fatsoenlijks gaan eten of naar huis?”

Baeder haalde zijn hand langzaam door zijn haar en zuchtte diep. “Naar huis graag. Ik heb voor de rest van m’n leven genoeg gehad van vliegvelden.”

Teri haalde haar schouders op en liep naar buiten. Het was een typische winterochtend in Queensland. De zon stond aan een wolkeloze blauwe hemel en de temperatuur, die nu nog veertien graden Celcius was, zou later oplopen tot vierentwintig.

Baeder opende zijn armen en genoot van de zon. “God, wat ben ik blij dat ik thuis ben. Het weer in Engeland was verschrikkelijk.”

“Mijn moeder heeft gevraagd of we vanmiddag om half drie op de thee komen,” zei Teri terwijl ze over de parkeerplaats liepen. Hij stopte plotseling en staarde met open mond naar een prachtig gestroomlijnde tweedeurs sportwagen.

“Moet je nu zien.” Baeder liep rond de auto. “Een Lamborghini. Hij is prachtig.” “Het is een 40-jarige Jubileumeditie Murcielago.”

Baeder staarde haar aan. “Hoe weet jij dat nu?” Teri haalde haar autosleutels tevoorschijn en drukte op het knopje. De richtingaanwijzers van de auto knipperden. “Omdat ‘ie van mij is.”

Ze opende de bagageruimte in de voorkant van de auto en begon William z’n koffers in te laden. Baeder negeerde haar volledig en bewonderde de groene auto.

De bestuurdersstoel was uitgevoerd in donkergrijs geperforeerd leer met een wit lederen inlegstuk. De passagiersstoel was van glad zwart leer, met eenzelfde wit inlegstuk.

Een klein '40-jarig Jubileum' schildje was naast de deur gemonteerd. Teri stopte even, legde haar hand voorzichtig op haar buik en haalde diep adem.

“William, we moeten praten. Nadat we bij mijn moeder zijn geweest kunnen we samen rustig even iets eten.”

Baeder had genoten van de vrijheid tijdens zijn verblijf in Engeland waar hij geen verantwoording had hoeven afleggen tegenover zijn verloofde. Hij voelde zich nu al verstikt.

Zijn twijfelachtige loyaliteit had ervoor gezorgd dat hij gedurende hun tijdelijke scheiding iets meer plezier had gehad dan de bedoeling was. En hoewel hij een aanbod van Teri vanavond niet wilde afslaan, het irriteerde hem dat hij eerst tijd met haar moeder moest doorbrengen.

“Dat klinkt goed...” loog hij, en keek toen op zijn horloge. “Verdorie, het is maandag hè? Veertien juli.” Teri keek hem van opzij aan. “Ja,” zei ze. “Hoezo, wat is er dan?”

Baeder tilde de autodeur op en liet zich in de comfortabele passagiersstoel glijden, blij dat hij een goed excuus had om haar moeder niet te hoeven bezoeken.

Teri liet zich in de bestuurdersstoel vallen en draaide de sleutel om. De auto kwam grommend tot leven. Ze trok haar deur naar beneden en reed de parkeerplaats af.

“Het is een mooie auto,” zei Baeder, “je had me helemaal niet verteld dat je deze had gekocht. Hoe lang heb je hem al?” “Twee weken,” zei Teri, “Wat is er mis mee om mijn moeder te bezoeken?”

“Hij moet wel een fortuin waard zijn. Heb je opslag gekregen terwijl ik weg was?” “Hè zeg, ik heb hem gewonnen, OK? Het is maar een auto,” zei Teri geërgerd.

Ze was helemaal niet materialistisch ingesteld. Teri was alleen met haar moeder in de buitenwijk Chermside opgegroeid.

Haar vader was alcoholist en was vlak na Teri’s derde verjaardag weggelopen.

Na zijn vertrek hadden Teri en haar moeder nooit veel geld gehad maar ze waren tevreden en enorm beschermend tegenover elkaar.

Tien jaar later ontdekte Jillian Mossman dat haar ex-man in een auto ongeluk omgekomen was.

Jillian was er zeker van dat hij vermoord was en werd steeds meer paranoïde, overtuigd dat iemand het op haar familie had gemunt.

Teri had haar moeder van een zelfbewuste en spontane vrouw zien veranderen in een soort kluizenaar en bezwoer dat ze zelf nooit zo zou worden.

Haar vastberadenheid hielp haar zowel op school als de universiteit uitblinken maar maakte haar ook zeer intolerant tegenover mensen die geen beslissingen konden nemen. De nonchalante houding van William begon haar te ergeren.

“Wat is er mis mee om naar m’n moeder te gaan?” “Je zult het niet geloven,” zei Baeder, toen ze Airport Drive afreden. “Ik heb om drie uur vanmiddag een sollicitatiegesprek.”

“Wat?” Teri stopte even terwijl ze in haar spiegels keek, de rotonde nam en in de richting van de stoplichten naar Sandgate Road reed.

“Je bent net terug in het land. Hoe kun je nu al een sollicitatiegesprek hebben?” Baeder rommelde in zijn portemonnee.

“Ik was een paar weken geleden bij een presentatie in Oxford toen één van de docenten mij aansprak. Ha, hier is het al.” Hij liet een verkreukeld visitekaartje zien.

“Professor Julian Troussos. Hij komt ook uit Brisbane. Blijkbaar is hij de baas bij dit bedrijf,” Baeder tuurde naar het kaartje. “Het Noord-Atlantische Mijn- en Ingenieursbedrijf.

Hun kantoor is in Spring Hill. Maar goed, hij komt dus na de presentatie naar me toe en zegt dat hij veel over me gehoord heeft en dat hij me een baan wil aanbieden in zijn bedrijf. Zegt dat ik hem onmiddellijk moet komen opzoeken zodra ik weer in Brisbane ben.”

“Hoe had hij dan over je gehoord?” “Daar was ‘ie een beetje vaag over,” zei Baeder, “maar hij zei dat ‘ie me tijdens het gesprek wel meer zou vertellen. De baan klonk best goed.”

Teri probeerde haar ergernis te verbergen terwijl ze voor een rood licht stopte. “Moet je daar nu echt heen? Ik bedoel, waarom vandaag, kan het niet tot morgen wachten?”

“Hij wilde me vandaag zien. Een paar uurtjes langer zal je, eh...ons, geen kwaad doen.” Het stoplicht naar Sandgate Road leek nooit op groen te springen.

Teri trommelde geïrriteerd met haar vinger op het stuur. “Nou ja, m’n moeder kan nog wel een dagje wachten. Als je maar snel thuis komt. Wil je de auto mee?” “Absoluut!”

Maar toen bedacht Baeder dat parkeren in Spring Hill een ellende kon zijn. Baeder keek verlangend rond in de ongelooflijk mooie sportwagen en bedacht zich toen met tegenzin.

“Nee,” zei hij. “Ik kan beter met de trein gaan. Ik bel je wel als ik klaar ben, dan kun je me ophalen.”

“Goed dan.” Het stoplicht sprong eindelijk op groen en Teri trok op, Sandgate Road in.

Het Interview

Om precies vijf minuten voor drie liep Baeder de receptie van Het Noord-Atlantische Mijn- en Ingenieursbedrijf binnen.

Het kantoor was op de begane grond van een gebouw met vijf verdiepingen op Wickham Terrace, tegenover Albert Park.

De receptie was eenvoudig, met een parketvloer, een blauwe tweezitsbank en een houten koffietafel waarop de krant van die dag lag.

Een aantrekkelijke jonge receptioniste zat achter een laag bureau waarop een telefoon en computer stonden. Ze keek op toen Baeder binnenkwam. “Kan ik u helpen, mijnheer?”

Baeder keek haar wellustig aan. “Waarschijnlijk wel, maar ik ben hier eigenlijk omdat ik om drie uur een afspraak heb met Professor Troussos.”

De receptioniste negeerde Baeder z’n toespeling en keek in haar agenda. Baeder maakte een mentale notitie van het naamplaatje op haar bureau—Geena Davidson.

“Mijnheer William Baeder?” Geena zag dat Baeder probeerde in haar topje te gluren dus draaide ze haar stoel enigszins van hem vandaan en legde haar hand op haar bloes. “Dat ben ik, Geena.”

“De naam van de professor hoort uitgesproken te worden als ‘Troe-so’, niet Troe-sos’. Gaat u maar zitten. Ik zal de professor laten weten dat u er bent.”

Baeder zat op het randje van de bank en draaide de krant rond zodat hij de koppen kon lezen. Af en toe keek hij even in de richting van de receptioniste. “Arrogante trut,” mompelde hij.

Een ogenblik later werd de deur rechts van de receptie geopend. Professor Julian Troussos was net boven de zestig, een stevige man met een flinke bos grijs haar en een grijze snor.

Hij droeg een marineblauw maatpak, een wit overhemd en een donkerrode stropdas. Onderaan de das was aan de linkerkant een groen embleem geborduurd.

Baeder keek even naar het embleem voordat de professor hem verwelkomde met een handdruk.

“William, goed om je weer te zien. Hoe was je terugreis?” “Lang, vermoeiend en saai,” zei Baeder. “Bedankt voor de uitnodiging.” “Graag gedaan; deze kant op.”

Professor Troussos leidde Baeder door een korte gang die linksaf naar een ruim kantoor liep. Een groot houten bureau met een zwartleren directeursstoel erachter nam een groot deel van de kamer in beslag.

Op het bureau bevond zich een telefoon, een stapel boeken en een laptop die open stond.

De twee bezoekersstoelen voor het bureau waren ook van zwart leer, en een grote bijpassende boekenkast stond achter het bureau.

Links van het bureau, onder een raam dat uitkeek op een tropische tuin, stond een houten dressoir.

Een paar keien voorzien van labels lagen bovenop het dressoir uitgestald, evenals een fles Caol Ila Schotse whisky en zes glazen.

Het enige overige meubilair in de kamer was een koffietafel met twee leunstoelen. Troussos gebaarde naar Baeder om plaats te nemen in één van de leunstoelen.

“We zullen de formaliteiten voorlopig maar even vergeten,” zei Troussos terwijl hij in de andere stoel ging zitten. “Heb je je CV bij je?”

Baeder knikte en gaf het aan hem. Troussos keek vluchtig naar de tweede pagina. “Hm. Afgestudeerd als ingenieur én archeoloog. Een ongebruikelijke, maar nuttige combinatie.”

Baeder verborg zijn verbazing. Hij was gefaald als ingenieur en had de studie archeologie maar net gehaald.

Hij had zijn CV vervalst en had besloten dat als toekomstige werkgevers niet te moeite deden om het te controleren het hun eigen schuld was. “Dat dacht ik ook, mijnheer,” zei hij voorzichtig.

Troussos gooide het CV achteloos op de koffietafel. “Je bent aangenomen. Kun je meteen beginnen?” Baeder knipperde met z’n ogen. “Ik ben aangenomen?”

De professor knikte. “Maar u hebt me nog niets gevraagd.” “Ik zei in Londen al dat ik veel over je gehoord had. Ik weet alles wat ik moet weten. Wil je de baan of niet?”

“Ik...eh...ik denk het,” stamelde Baeder. “Maar ik weet helemaal niets van u. Kunt u mij misschien iets meer vertellen?”

Troussos keek Baeder onderzoekend aan. “Ik neem aan dat je te vertrouwen bent?” Baeder knipperde verbaasd met z’n ogen. “Wat bedoelt u?” “Ons werk hier is, hoe zal ik het zeggen, extreem vertrouwelijk.”

“Oh,” zei Baeder, “U werkt dus voor de overheid.” “Nee, dat niet.” Zijn ogen vernauwden zich. “U werkt voor een buitenlandse overheid?”

Troussos lachte. “Nee, William. We zijn geen spionnen. Laat ik zeggen dat het beter is als ons werk niet openbaar wordt.

En voordat je nog ergere conclusies gaat trekken,” zei Troussos toen Baeder nog somberder keek. “We doen ook niets illegaals."

"Het is alleen dat ons werk verkeerd geïnterpreteerd zou kunnen worden door mensen die slechts gedeeltelijk geïnformeerd zijn. En dat is bijna iedereen.”

Baeder ging aarzelend staan. “Ik denk niet...” begon hij. Troussos schudde zijn hoofd en gebaarde naar Baeder dat hij weer moest gaan zitten.

“Ga nog niet weg,” zei hij. “Ik kan je pas meer vertellen als je instemt om te blijven.”

De Unie

Troussos haalde zijn handen door zijn haar en leek tot een beslissing te komen. “Het klinkt misschien wat vrijpostig, maar...je vader zou hebben gewild dat je hier kwam werken.

Baeder’s mond viel open van verbazing. “Wie denkt u wel niet dat u bent?” Troussos hield zijn handen verzoenend omhoog. “Ik kende je vader heel goed. Hij was een goede vriend. Wat weet je van hem?”

Baeder ging weer zitten, compleet van slag. “Hij, eh, is overleden. Drie maanden voordat ik werd geboren.” “Het was 1972,” zei Troussos. “Hij werd als vermist opgegeven in Vietnam.” Baeder knikte vaag.

“Je vader is niet in Vietnam omgekomen.” William keek hem doordringend aan. “Wat bedoelt u?” “Begrijp me niet verkeerd. Helaas is je vader in 1972 overleden. Maar hij is niet in Vietnam omgekomen.”

“Hoe is hij overleden?” “Neem de baan aan!” “Dat is niet eerlijk!” “Nee, dat klopt, het is niet eerlijk,” zei Troussos. “Maar je hebt geen flauw idee wat er op het spel staat.”

“Nee, omdat u me nog niets verteld heeft.” “Dat kan ik niet. Totdat je besluit om te blijven heb ik geen keus. Ik zal je dit zeggen; je beweert een ingenieur te zijn.”

Baeder keek gealarmeerd op. Shit, ze weten het, dacht hij, maar Troussos ging verder.

“Dat betekent dat je goed bent in het oplossen van problemen. Nou, we hebben hier een gigantisch probleem en we hebben jou nodig om het op te lossen.”

“Waarom hebt u mij nu zo verschrikkelijk hard nodig?” “Neem de baan aan en je komt erachter.” Troussos leunde naar voren.

“Je moet me vertrouwen, William. Ik weet dat het verwarrend voor je is, en dat spijt me. Maar ik bied je hier de kans van je leven. Je zou zelfs kunnen zeggen dat ik je je leven bied.”

Baeder zag er inderdaad verward uit. “Wat bedoelt u daarmee?” “Als je de baan niet aanneemt, zal je leven niet langer duren dan een paar maanden.”

Baeder voelde zich misselijk worden en hij staarde Troussos koud aan. “Is dat een dreigement?”

“Nee, dat niet. We zijn in het bezit van een onmisbare installatie die het over een aantal maanden zal begeven. Als deze installatie het begeeft, zal deze hele planeet met alles erop en eraan weggevaagd worden.

We hebben jou nodig om deze ramp te voorkomen. Baeder snoof verachtelijk. “Zo’n onzin heb ik nog nooit gehoord...” “Ik ben doodserieus,” zei Troussos. “En ik zal het je bewijzen.”

Hij pauzeerde en haalde diep adem. “Wat weet je van de Unie?” “Welke unie?” “De Atlantis Unie.”

Baeder verstijfde. “Waarom vraagt u me daar nu over?” “Doe me een plezier,” zei Troussos.

“Eh, ik weet niet waar ik mee moet beginnen,” Baeder voelde zich als een schooljongen aan wie de leraar een bijzonder moeilijke vraag had gesteld.

“Ik weet wat elke archeologiestudent weet. Het was een vereniging die schijnbaar was opgericht na de vernietiging van Atlantis.

Blijkbaar was er een of andere ramp gebeurd en de Unie moest toen de wereld redden.

Maar de waarheid is dat iemand die gefascineerd was door de werken van Plato waarschijnlijk de Unie al in de Romeinse tijd heeft opgericht. Ongeveer vijfhonderd jaar geleden werd hij opgeheven.”

“Hij is niet opgeheven. Het is nu een organisatie die wereldwijd vestigingen heeft. Ik ben er de Algemeen Directeur van.”

Troussos pauzeerde even en keek oplettend naar Baeder’s reactie. “Ik heb je vader opgevolgd.”

Het Bewijs

Ongeveer twee uur nadat ze Baeder had afgezet werd Teri ongeduldig. Ze probeerde zijn mobiel te bellen maar die schakelde onmiddellijk door naar de berichtenservice.

“We hebben elkaar vijf maanden niet gezien, en jij wilt met alle geweld dat onze relatie een succes wordt. Dat is niet mogelijk als hij er niet is.”

Ze wond zich toen nog meer op en liep de gang op en neer totdat haar moeder haar confronteerde. “Wat is er, schat?” “Waarom duurt het zo lang?”

“Hij belt echt wel, maak je geen zorgen. Het gesprek duurt waarschijnlijk langer dan verwacht.” Teri probeerde te kalmeren.

“Hij is vast zo klaar,” zei haar moeder geruststellend. “Ga maar vast naar de stad en wacht daar maar op hem. Als hij hierheen belt zal ik wel zeggen dat je onderweg bent.

Teri glimlachte. “Dank je, Mam,” zei ze en gaf haar een zoen. “Als hij belt, zeg dan maar dat ‘ie m’n mobiel moet bellen.” Teri liep naar beneden en startte haar auto.

Baeder schudde zijn hoofd en stond weer op. “Sorry hoor, maar u bent gestoord. Denkt u nou echt dat ik dit geloof...Wat doet u?”

Ze wist niet precies wat het adres van het bedrijf was maar ze wist dat het op Wickham Terrace tegenover Albert Park was. Teri liet de koppeling opkomen en reed richting Spring Hill.

Troussos was opgestaan en liep naar zijn bureau. Hij drukte een knop op zijn telefoon in. “Vincent, kun je alsjeblieft het borstschild boven brengen?”

“Natuurlijk, baas,” klonk de stem aan de andere kant van de lijn. De professor liep weer naar zijn stoel. “Voordat je me gestoord noemt,” zei Troussos, “Ik wil graag dat je iets bekijkt.

Met jouw kennis en ervaring zou je het zo moeten herkennen. Als je nog steeds weg wilt nadat je dit kunstvoorwerp hebt gezien, ga dan vooral je gang.”

Er werd op de deur geklopt. Troussos deed open en een man wankelde binnen met een groot voorwerp in zijn handen dat hij voorzichtig op de koffietafel neerlegde. “Ik was vergeten hoe zwaar dat ding was.”

“Dank je, Vincent,” zei Troussos. “Ik bel je wel als we het niet meer nodig hebben.” Vincent knikte naar Troussos en vertrok. Troussos keerde zich weer naar Baeder. “Vincent is onze museumbeheerder.

We hebben een klein...” Baeder luisterde niet eens. Hij was volledig in de ban van het voorwerp op de tafel. Troussos keek verbaasd. “Weet je wat dat is?”

“Het is wel duidelijk wat het is.” Baeder was vol ontzag. “Waar is het van gemaakt?” Het borstschild op de tafel was een indrukwekkend stuk metaalbewerking.

De buitenkant was voorzien van enorm overdreven borstspieren en ingewikkeld krulwerk, maar het meest adembenemende aspect was de kleur.

De briljant bloedrode kleur, die hier en daar onderbroken werd door wat smalle bruine strepen, glansde in het zonlicht wat door het raam scheen.

“Orichalcum. Heb je daar van gehoord?” Baeder knikte. “Maar dat metaal bestaat helemaal niet!” Troussos wees naar de tafel. “Zeker wel.”

“Orichalcum bestond alleen maar op Atlantis. Atlantis is een mythe.” “Het ligt hier voor je op tafel, William. Wat kan ik nog meer zeggen?” “Waar hebt u dat vandaan?”

Troussos zuchtte tevreden en ging zitten. Hij gebaarde William hetzelfde te doen.

“Dit borstschild was eigendom van een man die Heris-Palimar heette. Hij was kroonprins en, heel kort, koning van Atlantis in 9560 BC.

Hij stierf toen hij probeerde een catastrofe te voorkomen die veroorzaakt was door de vernietiging van het eiland. Hij was een zeer moedig man.”

Baeder kon zijn ogen niet van de tafel afhouden. In gedachten berekende hij de waarde al van het voorwerp. “Hoe bent u hieraan gekomen?” zei hij.

“Denk je nog steeds dat ik gestoord ben?” Baeder schudde verbijsterd zijn hoofd. “Atlantis bestond dus echt,” zei hij terwijl hij de realiteit onder ogen probeerde te zien.

“Alles wat we geleerd hebben was fout. Ik... ik...”, hij zocht naarstig naar iets om te zeggen. “Hebt u hier nog meer van?”

“Meer dan je je kunt voorstellen. Ben je nu wel geïnteresseerd?” “Nou en of. Heel erg.” Troussos lachte breeduit en stak zijn hand uit. “Welkom bij de Unie, William.”